Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch Ik zal van [48]hen [49]weinige lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en van de pestilentie; opdat zij al [50]hun gruwelen [51]vertellen onder de heidenen, waarhenen zij komen zullen, en [52]zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. 48. Te weten van de Joden en andere Israelieten, die in Jeruzalem en daar buiten onder elkander vermengd waren. 49. Hebreeuws, lieden van getal; dat is weinige lieden, die men lichtelijk tellenkan; zie Gen.34:30. 50. Tegen de eerste en de tweede tafel. Zie van dezelve 2 Kon.16:3,4, enz. en 2 Kon.21:2,3, enz.; 2 Kron.33:2,3, enz. en 2 Kron.36:14,16. 51. Te weten niet slechts alleen met woorden, maar ook metterdaad hunner verstrooiing in alle omliggende landen, waardoor zij als op een toneel gesteld zouden worden tot een openbaar bewijs van Gods werk tegen de zonde. 52. Te weten niet alleen de Joden, bevindende metterdaad dat Ik waarachtig, rechtvaardig en een vijand der zonden ben, maar ook de heidenen, onderricht zijnde van de Joden en ziende de rechtvaardige plagen, waarmede God hunne zonden strafte.